|
109. Mr. Jacob van der CAMMEN Franszn. Schepen in 1578, 1580 en 1583. Hij was kapitein der schutterij van den Ouden Voetboog. Zijn zoon Mr. Jacob van der Cammen bezette tweemaal de schepenstoel en wel in de jaren 1608 en 1612, trad van 1 October 1615 tot 1 October 1616 met
Seger Segers Adriaanszn. en Jacob Jansen, en van laatstgemelde datum tot 8 September 1629 met
gemelden Segers en Hendrik Sanders van der Boesdonck als rentmeesters der stad op. In 1642 onderteekende hij als lid der Lieve-Vrouwe-broederschap de overeenkomst, dat voortaan ook protestanten tot de vereeniging konden toetreden
|
|
110. Jonker Arnold van CAMPEN, schepen benoemd in 1472, 1479 en 1492, in welk laatste jaar
hij op St. Simon en Judasavond (27 October) kwam te overlijden en door Adam Roempot werd vervangen. Hij was lid der Lieve-Vrouwe-broederschap, kerkmeester der St. Janskerk en had getrouwd Agnes Monincx Jansdr. Zijn zoon Maarten kwam ook in den schepenstoel. Deze maakte met zijn gade Geertruida van Dommelen 6 Juni 1521 hun testament voor de notaris Daniel van Vlierden. Hij stierf nog in hetzelfde jaar en werd door Mr. Jan van Breugel Willemszn. als schepen opgevolgd
|
|
111. Jonker Arnold van CAMPEN. Hij werd tot schepen benoemd in de jaren 1556, 1659, 1562, 1565, 1568, 1569 en 1570. Bij de oprichting van het Weeshuis in 1564 zag hij zich met Mr. Hendrik Oliviers van Berckhuysen, Jan van de Water en Jan van Tongeren tot provisoren dezer stichting verkozen. Hij is tweemaal gehuwd geweest, de naam van zijn eerste echtgenoote is niet bekend, de tweede heette Maria Berwouts. Hij was kapitein der schutterij van den blok (wijk), van de Vuchterstraat
|
|
112. Jonker Jan van CAMPEN, schepen in 1582 en 1587
|
|
113. Godfried CLEYNAEL, schepen in in 1467
|
|
114. Hendrik CNODE, in 1375 tot schepen benoemd
|
|
115. Jan de COCK, schepen in 1513. Hij nam met Jan van den Broeck van 1 October 1510 tot dien datum des volgenden jaars het rentmeesterschap der stad waar. In Januari 1512 leende hij aan hot bestuur 300 rijns-guldens, door hetzelve op voorschot gegeven aan de hertogen Arnold en Erick van Brunswijk als oversten in den oorlog tegen Gelderland. Op 21 September 1514 reisde hij met den raadsheer Mr. Raas Raessen en den secretaris Mr. Claas Kuysten naar de rekenkamer van Holland in den Haag, om te bespreken met de commissarissen door de hertog daartoe benoemd de klachten der Bossche poorters over de tollen
|
|
116. Jonker Jacob de COCK Jacobszn. Hij zag zich tot den schepenstoel geroepen in de jaren
1617, 1620, 1627 en 1628. Bij de overgang der stad in 1629 aan de Staten der Vereenigde Nederlanden werd hij met de pensionaris Mr. Jan van den Velde, de raadsheer Mr. Gerard van Someren en de ambachtdeken Adriaan van Herlaer naar Brussel afgevaardigd, om daarvan verslag te geven en verschillende zaken te regelen. Hij had in huwelijk Esther, dochter van jonker Hendrik van Gestel Franszn., schepen en raad, kapitein der kloveniersschutterij en wachtmeester der stad, en vrouwe Johanna van Vucht. Esther kwam 27 Mei 1662 te overlijden. (Volgens ISIS DTB Moergestel moet dit zijn 1670) Hij was lid der Lieve-Vrouwe-broederschap en ondertekende in 1642 de overeenkomst, dat ook protestanten bij de broederschap konden aangenomen worden. Jacob is in 1662 begraven te Moergestel. (Met dank aan Frans Goris voor de aanvullende informatie) |
|
117. Jonker Christiaan COENEN, schepen in 1444 en 1452. Hij is gehuwd geweest met Lamberdina Bervoets. Zijn zoon Herman bezette ook tweemaal de schepenstoel en wel in de jaren 1472 en 1478 en werd in 1479 door Hendrik van Hoorne, beleend met Oud-Herlaar, een adellijk goed onder St. Michiels Gestel. Door zijn huwelijk met Maria, erfdochter van jonker Jan van der Aa, heer van Zegenwerp, schepen en raad te 's-Hertogenbosch, en Maria Pels, kwam hij mede in bezit, van gezegd kasteel onder genoemd dorp gelegen. Hij was lid der Lieve-Vrouwe-broederschap en stierf in 1488.
Van het geslacht Coenen hebben van de helft der 13e tot in de tweede helft der 17e eeuw verscheidene leden zitting in de regering van 's-Hertogenbosch gehad. De eerste was Godfried Coenen, die in 1254 tot schepen werd benoemd
|
|
118. Pieter COLEN, schepen in 1478. Bij ingewonnen verklarjngen door de Bossche schepenbank, 20 Juli 1501, aangaande de jurisdictie en het recht van ingebod der stad te Ravenstein, Megen en
Uden, doch bijzonder te Oyen, treedt hij als getuige op en zegt "omtrent" 65 jaar oud te zijn
|
|
119. Gerard COLEN, schepen in 1507 en 1513. Hij is gehuwd geweest met Barbara Remmens
|
|
120. Jacob COLEN Pieterszn., tot schepen aangesteld in de jaren 1531 en 1541. Het bestuur benoemde 12 Januari 1543 vier zijner leden tot aalmoezeniers, om alle zondagen met schalen rond te gaan in de St. Janskerk voor de huisarmen, die niet van openbare aalmoezen leefden. Deze aalmoezeniers waren de raadsheeren Jacob Colen, jonker Adriaan van Eyndhouts, jonker Gerard van Berckel en Jan de Wolff, welke elke week de huisarmen bezochten en bedeelden, doch om niet gemelde redenen hield dit slechts tot paasen van dat jaar stand
|