|
241. Lodewijk van der LINDEN, schepen in 1563
|
|
242. Andries van LUYCK Janszn. Hij was stadsrentmeester van October 1580 tot October 1582 en werd toen tot schepen geroepen. Hij verontschuldigde zich geen zitting te mogen nemen, daar er geen twee jaren verlopen waren sedert hij als rentmeester aftrad en dit in strijd Was met het privilegie van hertogin Johanna d. d. 18 Maart 1387. Hoewel aan dit privilegie minder werd vastgehouden, kwam 15 October Mr. Herman van Heumen in zijn plaats in den schepenstoel. Toen de vereiste twee jaar voorbij waren, werd van Luyck in 1585 andermaal tot schepen benoemd. Het volgende jaar bij zijn aftreden, zag hij zich weer het rentmeesterschap opdragen, welke bediening hij tot in 1604 waarnam, met uitzondering van 1599, toen hij het schepenambt zonder protest aanvaardde en waarnam. Hij ondertekende zich "van Ludick". Vermoedelijk waren zijn ouders of voorouders van Luik afkomstig, welke stad men in oude schriften Ludiek en Luydick noemde
|
|
243. Hendrik MAECHELIJN. Hij zat in 1363 en 1367 in de schepenstoel
|
|
244. Albert van MAREN, schepen in 1516
|
|
245. Martinus MARTENS Nicolaaszn. Deze zag zich in 1466 tot schepen benoemd
|
|
246. Hendrik van den MEERENDONCK, schepen in het jaar 1459. Blijkens een Bossche schepenacte van 2 December 1462 was hij gehuwd met Geertruida Wijtmans Jansdr.
|
|
247. Dirk van MEREVENNE Goyaartszn., schepen in 1537. Men vindt hem van 1534 tot 1557 als rentmeester van het klooster der Zusters van Orthen te 's-Hertogenbosch vermeld
|
|
248. Goyaart van MIDDEGAEL Wouterszn. Toen Jonker Pieter de Borchgrave als schepen in
1518 overleed, kwam Middegael in diens plaats in de schepenstoel, en nog elf jaar later, n. m.
in 1529, werd hij tot schepen benoemd. Op 14 Januari 1524 ging hij met de secretaris Mr. Nicolaas Kuysten naar 's-Gravenhage, voor een ontmoeting met de afgevaardigden der steden van Holland en Zeeland en van de stad Antwerpen op uitnoodiging van de keizerlijke commissaris Mr. Jan Hanart, om te beraadslagen en een besluit te nemen over de middelen, die konden strekken tot het wegnemen der moeilijkheden, die de handel in Duitsland ondervond. Middegael was lid der Lieve-Vrouwe-broederschap en kwam in het jaar 1630 te overlijden
|
|
249. Jonker Jan MILLINCK, heer van Waalwijk. Deze edelman zag zich in 1484 tot schepen benoemd. Op last van hertog Karel de Stoute werd omstreeks 1470 door de stadhouder van den hoogschout Willem van Os een onderzoek gedaan naar de bezitters der heerlijkheden in de meyerij van 's-Hertogenbosch. Een verslag van dit onderzoek is opgenomen in het "Swart Privilegieboek", berustende in het stedelijk archief van den Bosch. Men leest aldaar : "Jan Millinck helt 't dorp van Waelwijck: dairtoe behooren hooch, middel ende laeg gerichten." Hij was een zoon van ridder Lambrecht Millinck, eveneens heer van Waalwijk en Agnes van Zoelen. Zijne echtgenoote Adriana van Raast bracht hem Eethen, Meeuwen en Babiloniënbroek ten huwelijk. hij erfde van zijn zuster, de weduwe van Jan van Herlaer, de vrijheid Waalwijk, die door zijn vader aan Jan van Erp verkocht was, van wie Jan van Herlaer ze door koop verkreeg
|
|
250. Jonker Lambert MILLINCK. Hij was een broer van Jan Millinck (zie nr. 249) en kapitein der
schutterij van den Ouden Voetboog. Hij bekleedde het ambt van laagschout van 1477 tot 1496 en nam zitting in den schepenstoel in de jaren 1502, 1506, 1510 en 1515. Met Jonker Mr. Jan van Vladeracken, heer van Geffen, schepen, Mr. Simon van Coudenberg, secretaris en Mr. Jan Lombaerts, secretaris van Oisterwijk, werd Millinck in April 1507 vanwege de stad en meyerij afgevaardigd naar Leuven ter complimenteering van de landvoogdes Margaretha, hertogin-weduwe van Savoye, bij het aanvaarden van haar bestuur. Hij wasgetrouwd met Lutgarda van den Velde. Hij stierf 18 September 1519, zijn echtgenoote 22 - Juli 1527. Beiden werden begraven in de kerk te St. Michiels-Gestel
|
|
251. Gosewijn MODEL van den Steenwech, schepen in 1362, 1365, 1370, 1371 en 1378
|
|
252. Jan MONIX. Deze zat in de schepenstoel in 1300 en 1301
|