|
277. Rutger van OUDEN, ridder. Hij kwam in de schepenstoel in 1347, 1356 en 1359, was lid der Lieve-Vrouwe-broederschap en stierf in 1384. Kort na zijn aftreden als schepen, n.m. 18 October 1360 droeg hij voor de Bossche schepenbank zijn goed Terlinden te Aarle over aan Godfried van Drimmelen Janszn.
|
|
278. Bernard van OVERMEER Janszn., schepen in 1482 en 1493
|
|
279. Arnold PAUWETER. Hij zat in de schepenstoel in 1501 en 1510, en was vele jaren rentmeester van het klooster der zusters van Orthen aan de Hinthamerstraat
|
|
280. Mr. Hendrik PELGROM. (De familinaam was oorspronkelijk PELGROM gezegd KETELAAR, welk aanhangsel later werd weggelaten*) Hij was een zoon van Dirk en Elisabeth Coenen. Hij zag zich in 1489 in de schepenstoel geplaatst, was vervolgens vele jaren secretaris, uit welk ambt hij 10 Juli 1510 ontslag nam en in Mr. Martinus de Greve een opvolger kreeg. Pelgrom ging in October 1501 als afgevaardigde van de stad naar Wijk-bij-Duurstede, waar de afgevaardigden van de hertogen van Brabant en van Gelder bij de bisschop van Utrecht, als handhaver van het bestand tussen beide vorsten gesloten, vergaderd waren. In deze samenkomst besprak hij verschillende bezwaren van de Bossche regering, o. a. de schade en kommer door de Geldersen haar poorters aangedaan, die nog dagelijks te lijden hadden door het aanhouden van hun schepen te Poederoyen en over het recht van ingebod harer stad te Oyen, ten einde deze zaken zo spoedig mogelijk te verbeteren. Met jonker Mr. Jan van Vladeracken, heer van Geffen, raadsheer, reisde Pelgrom in october 1504 naar Brussel, om bij den koning-hertog te solliciteren, dat de "frontieren der meyeije met ruyteren beset mochten worden ende bewaert tegens die vyanden van Geldre, gemerct al het volck van waepenen te voet ende te perde, nae den lande van Kessel getoigen waeren, sonder de frontieren te besetten" De gevraagde hulp liet op zich wachten, waarop de volgende maand Pelgrom met jonker Jan Back, ridder, heer van Asten, raadsheer, Mr. Gerard Kuysten, schepen en Mr. Jan Lombaerts, secretaris van Oisterwijk, andermaal ging naar de koning-hertog, toen te Gent verblijvende, ""omme zyne genaden te kennen te gheven den grooten last, schade ende hijnder van brant, roven ende vangen die van de Myerije suitineren mosten van den Gelderschen, en die frontieren niet beset waren, ende dat die ruyteren altsamen nae den lande vaw Kessel waeren, ende dat die stadt alsoe in defencie van den lande aengenomen hadde 500 knechten een maent lanck, ende (om) den salaris daaraf by onsen genadigen Heer te mogen cortten aen de lopende bede" Pelgrom zag zich weer tot schepen benoemd in 1513, 1519, 1523, 1526, 1527, 1530, 1535 en 1536. De twee laatste jaren was hij president of voorzitter. Hij was gehuwd met Catharina van den Eynde gezegd Back, welke 23 Mei 1538 kwam te overlijden. Na de stad ruim een halve eeuw als ambtenaar en lid der regering gediend te hebben, stierf de verdienstelijke man hoog bejaard 8 Januari 1544. Hij en zijn echtgenoote kregen hun laatste rustplaats bij het altaar van den H. Naam Jezus in de St. Janskerk
* Correctie: TAXANDRIA 1906 blz. 40 :in een noot op hun belangrijke bijdrage over de Noordbrabantsche zegels (Taxandria 1903 blz. 279) zeggen de H.H. Ch. C.V. Verreyt en W.J.F. Juten, dat de familienaam van de Bossche familie Pelgrom was oorspronkelijk Pelgrom gezegd Ketelaar, welk aanhangsel later werd weggelaten. Deze bewering is onjuist. In een handschrift uit de 16e eeuw, welk handschrift door den bekende oudheidkundige Jhr. mr. P. J. Ridder van der Does de Bye gehouden werd door den Bossche kronijkschrijver Simon Pelgromius zelf geschreven te zijn en dat thans (1906) berust onder Jhr. mr. L. van Sasse van Ysselt te 's-Hertogenbosch, staat toch uitdrukkelijk vermeld, dat de oorspronkelijke naam van de familie Pelgrom was de Bye en dat een tak daarvan, die tot stamvader had Hendrik de Bye, secretaris der gemeente 's-Hertogenbosch in 1470, de naam van Pelgrom kreeg, nadat deze secretaris met Hertog Adolf van Gelder een bedevaart naar het Heilige Land had gemaakt. De oorspronkelijke naam van het Bossche geslacht Pelgrom was dus blijkens het aangehaalde handschrift de Bye. Hetzelfde wordt gezegd in een werk, getiteld : Généalogies des familles nobles et anciennes des XVII Provinces des Pays-Bas (1781). Het was de vrouw van genoemde de Bie, eigenlijk genaamd Dirk Pelgrom, die de bijnaam had van Ketelaer en daaraan zal de vergissing te wijten zijn, welke de HH. Verreyt en Juten als gezegd begingen. Voormelde Dirk Pelgrom, die de 23 April 1484 stierf en in de St. Janskerk te 's-Hertogenbosch begraven werd, huwde blijkens de schepenregisters van die stad met Elisabeth Ketelaer alias Coenen, dochter van Herman en Yken Moyns; haar wapen bestond uit een molenijzer, zoals dat de familie Coenen thans nog voert en daarboven een naar rechts gekeerd vogeltje
|
|
281. Frans PELGROM, schepen in 1536. Zoon van Hendrik (zie nr. 280). Deze huwde Margaretha Kemps. Hij was vele jaren luitenant der schutterij van den Ouden Voetboog
|
|
282. Laurens PELGROM. Zoon van Hendrik (zie nr. 280). Hij werd tot schepen geroepen in de jaren 1546, 1550 en 1554. Hij is tweemaal in het huwelijksbootje gestapt : 1. met Geertruida Wijnants van Resant, dochter van Paulus en Elisabeth Cuypers; 2. met Jutta van Veen, dochter van Jan, heer van Weyenberg bij Oisterwijk, en diens derde vrouw Maria van Amerongen van Ackersloot. Laurens voerde een ander wapen dan zijn vader en broeder, hetgeen ook bij enige andere Bossche schepenen wordt aangetroffen
|
|
283. Mr. Jan PELGROM. Hij werd tot schepen benoemd in 1621 en 1627. Toen de stad in 1629 aan de Vereenigde Nederlanden overging, benoemden de Staten een nieuw bestuur, bestaande uit zeven protestantse en twee katholieke schepenen, zijnde Mr. Jan Pelgrom en Mr. Robert van Voorn, die mede reeds vroeger in de schepenstoel gezeten had. Pelgrom zag zich ook in 1630, 1633, 1641 en 1642 het schepenambt opdragen
|
|
284. Jonker Pieter PELS. Deze heeft ruim dertig jaar aan het stadsbestuur deelgenomen. Hij zag zich in de schepenstoel geplaatst in 1471, 1483, 1488 en 1492. Bij het begin van October 1497 werd hij met Mr. Willem van den Bosch tot burgemeester gekozen. De heren zagen in october 1498 hun benoeming voor de tijd van een jaar zagen verlengd. Bij zijn eerste verkiezing was Pels afwezig en verbleef te Antwerpen, waarom de bode Hendrik Puynenburg 12 October hem bezocht, om hem er kennis van te geven. Het burgemeesterambt was 20 December 1494 door hertog Philips ingesteld, in navolging van het regeringsbeleid van de stad Leuven, ten einde toezicht te houden op het bestuur en de geldmiddelen der stad. Dit ambt werd 1 October 1499 weer opgeheven. Pels was lid der Lieve-Vrouwe-broederschap en stierf in 1502
|
|
285. Jonker Jan PELS, schepen in 1495. Hij was eigenaar van het kasteel de Groote Ruwenberg onder St. Michiels Gestel, dat hij verkocht aan Hendrik van Broeckhoven (Egidius of) Gilleszn., schepen en raad van den Bosch, gehuwd met Matthea van Driel Jacobsdr.
|
|
286. Jonker Gijsbert PELS. Deze heeft ruim een kwart eeuw in het bestuur der stad gezeten. Hij werd tot schepen benoemd in 1525, 1529, 1532, 1546, 1557 en 1558, in welk laatste jaar hij op 26 December kwam te overlijden. Hij ging op 29 Januari 1540 met de edellieden Gerard van Vladeracken, heer van Geffen en Gijsbert Heym van wege de stad keizer Karel V begroeten te Brussel bij diens komst uit Duitsland. Pels was gehuwd met Johanna van Vladeracken en ligt met zijn gade in de kerk te Berlicum begraven. De Lieve-Vrouwe-broederschap telde hem onder haar leden
|
|
287. Jonker Gerard PELS, heer van Milheeze, schepen in 1564. Het volgende jaar werd hij benoemd tot gasthuismeester, dat hij tot 1572 heeft waargenomen, toen Frans van Gestel Hendrikszn. hem verving. Hij was getrouwd met Helena van Breemt
|
|
288. Lucas PIECK Jacobszn. schepen in 1464
|